Antwoord 2: Iedere komma, iedere punt, ieder beletselteken heeft zijn plaats in mijn werk. Geen rochel ontsnapt aan mijn personage of ik ben degene die deze heeft voorzien.
De
schrijver die beantwoordt aan vraag nummer 1, is jouw natuurlijke vijand.
Jij
zweet al peentjes wanneer jouw verjaardag in het vizier komt.
Verrassingen zijn
jou een gruwel. ‘Surprise party’s? No way’.
Als
iemand in jouw verhaal kucht, zit daar Een Reden achter. Het kan het begin zijn
van een besmettelijke ziekte, je personage rookt ketting of het is een
afgesproken teken met een andere snoodaard in je verhaal. Maar kuchen puur om
de kuch? Nooit!
Als
er een mes verschijnt in jouw eerste hoofdstuk, kun je er vergif op innemen dat
het ergens in hoofdstuk drie in de keel steekt van een van je ongelukkige
protagonisten.
Meer
vrijbuitende schrijvers zullen je waarschijnlijk een droogstoppel vinden, een
fantaserende boekhouder, een woordenweger met een apothekersschaaltje. Het kan
je de bout hachelen.
Jij
wéét wat je wil vertellen. Waar, wanneer, wie, waarom en wat.
Kijk,
je vijf w’s staan te glunderen in de coulissen van de een of andere belangrijke
boekenprijs.
Het
ga je goed.